‘Hoe je mij begroet bij vergaderingen, vind ik niet leuk. Je kwetst me hiermee best’ dat was wat de collega (lang geleden) me te verstaan gaf. Het schaamrood steeg me naar mijn kaken. Ojee, ik met m’n flapuit-Amsterdamse-grote mond weer. Niets kwaads in de zin hebbend, begroette ik mijn collega vaak met ‘hé bolle!’, hem daarbij vaak vriendschappelijk op de schouder slaand. Maar zonder me te realiseren wat dat wellicht bij hem teweeg bracht. En nu bracht hij me dit fijntjes aan het verstand. Ik stamelde een oprecht excuus en hakkelde erachteraan dat ik dit uiteraard niet meer zou doen…
Het (bijna) afgelopen seizoen heb ik ter inspiratie van mijn lessen elke week een hoofdstuk gelezen uit het boek ‘Terug naar het hart – compassie in het dagelijks leven‘. De woorden ter inspiratie meegenomen in mijn lessen en ook elke week wat wijsheid uit dit boek gedeeld met cursisten.
Het laatste hoofdstuk handelde over o.a. communiceren met anderen. We worden geraakt door wat anderen zeggen en door wat ze doen in non-verbale communicatie. Soms komt dat hard binnen. Beide kanten op.
Een van de dingen die mij sinds bovengenoemd voorval hierbij helpt is dit ezelsbruggetje: THINK – elke letter staat voor een woord dat je kunt overwegen voordat je iets tegen iemand gaat zeggen:
T= is it TRUE
H= is it HELPFUL
I = is it INSPIRING
N = is it NECESSARY
K = is it KIND
Uiteraard flap ik er nog steeds wel eens wat uit, maar bij belangrijke gesprekken probeer ik dit soort kleine reminders wel mee te nemen. Misschien heb jij er ook wat aan?